Gebedsnoveen in oktober – bid je mee?
Onze gemeenschappelijke gebedsnoveen begint op dinsdag 3 oktober en eindigt op woensdag 11 oktober, gedachtenis van de heilige paus Johannes XXIII.
Je deelt eveneens in de eucharistieviering die dagelijks wordt opgedragen voor alle abonnees en voor onze overledenen.
‘Heer, leer ons bidden, zoals ook Johannes
het zijn leerlingen geleerd heeft’ (Lc 11, 1).
In alle oprechtheid
We denken vaak dat we in moeilijke tijden leven. Vroeger hadden de mensen het makkelijker, klinkt het dan. Maar als we de tijd nemen om het Evangelie te ontdekken en ons te verdiepen in de historische context waarin Jezus leefde, zullen we zien dat ook toen de samenleving aan het kantelen was. Met name in het Matteüsevangelie (22, 15-21) proberen de farizeeën Hem met een uitspraak in de val te lokken. Ze sturen een delegatie op Hem af die bewust is samengesteld uit mensen met verschillende meningen.
Eerst lijken de farizeeën Jezus heel respectvol te behandelen. ‘Meester, wij weten dat U oprecht bent en in alle oprechtheid onderricht geeft over de weg van God’, klinkt het. Maar deze mannen weten duivels goed dat dit compliment een smeermiddeltje is om Jezus aan het praten te krijgen – en Hem vervolgens op een fout te betrappen.
Dan komt de strikvraag: ‘Is het toegestaan de keizer belasting te betalen of niet?’
Als Hij ‘ja’ antwoordt, heult Hij met de Romeinse bezetter, en dat is iets wat de meeste Joden hem heel kwalijk zouden nemen. Vooral de farizeeën waren fel anti-Romeins.
Ze hadden daar religieuze argumenten voor: hoe konden de Israëlieten, Jahwe’s uitverkoren volk, onderworpen zijn aan een ander gezag dan dat van God? Maar als Jezus‘nee’ antwoordt, wordt het wel héél makkelijk om Hem te gaan verklikken bij de Romeinse autoriteiten als oproerkraaier.
Jezus heeft het spelletje door. Hij vraagt de farizeeën om Hem een Romeinse munt te tonen en vraagt hun van wie het opschrift is. Met zijn reactie zet Hij zijn tegenstanders schaakmat: ‘Geef dan wat van de keizer is aan de keizer, en geef aan God wat God toebehoort.’ Nu zijn de rollen omgekeerd. Jezus wist niet alleen de valstrik te
omzeilen, met zijn antwoord klaagt Hij in feite de farizeeën zélf aan. Als ze zijn raad zouden opvolgen, zouden ze de Mensenzoon niet in diskrediet proberen te brengen. Ze geven God dus niet wat God toebehoort. Het voorbeeld van de farizeeën verdient best geen navolging in ons eigen leven …
Twee rijken
Jezus’ reactie heeft trouwens een ruimere draagwijdte. Eigenlijk veegt hij de vraag van de farizeeën van tafel. Hij is toch niet gekomen om rechtbank te spelen (cf. Lc 12, 13-14) of om stelling te nemen in politieke discussies? Nee, Hij is gekomen om ons te redden en dat doet Hij door ons naar de Vader te leiden, door ons waarachtig leven te schenken. Als we Jezus’ boodschap in ons opnemen en de naastenliefde beoefenen, zullen we veel makkelijker de juiste antwoorden vinden op de problemen die we op ons pad tegenkomen.
Jezus’ koninkrijk kun je alleen maar bereiken langs de weg van het geloof
Als we aan God geven wat God toebehoort, kunnen we de mens geven wat de mens toebehoort. Op het einde van zijn leven verschijnt Jezus voor Pontius Pilatus, de vertegenwoordiger van het Romeinse, keizerlijke gezag. Pilatus vraagt Hem hoe het nu eigenlijk zit: zijt Gij de koning van de Joden of niet? Jezus ontkent niet, maar voegt
eraan toe: ‘Mijn koningschap hoort niet bij deze wereld’ (Joh 18, 36). Het koninkrijk van God is geen concurrent van het Romeinse Rijk, het is van een heel andere orde. Jezus aast niet op een territorium, Hij droomt niet van een vlag, een leger of een parlement. Laat dat maar aan de keizer over!
Jezus’ koninkrijk kun je alleen maar bereiken langs de weg van het geloof. Dat wil niet zeggen dat Hij onverschillig staat tegenover de wereld, tegenover ons ‘aardse koninkrijk’. Hij weet immers dat onze reis hier op aarde zich in beide ‘rijken’ afspeelt. De Kerk wil de mens voeren naar het opperste geluk. Daarom moet ze ingrijpen wanneer
de kleine en grote ‘keizers’ van deze wereld de rechten van de mens met de voeten treden.
Laten we altijd voor elkaar bidden.
pater Ghislain Kasereka, montfortaan