selective focus photo of wildflowers

Veertig kansen

De veertigdagentijd is de perfecte aanleiding om onze relatie met God te verdiepen. Dat klinkt in theorie heel mooi. Maar de praktijk is vaak anders: tijdsnood, gebrek aan motivatie, kleine en grote zorgen maken het ons moeilijk om toe te leven naar Pasen. We vroegen aan Sandra Cools uit Mol, leerkracht katholieke godsdienst en pastoraal werkster, hoe zij het dit jaar wil aanpakken. Een eerlijke getuigenis die wellicht ook ons kan inspireren.

Al sinds nieuwjaar denk ik af en toe aan de veertigdagentijd. Met de start van het nieuwe jaar zoek ik naar goede voornemens, manieren om weer wat meer controle te krijgen over de dingen in mijn leven en om mijn prioriteiten weer correct te stellen. Dit jaar koos ik er bijvoorbeeld voor om meer boeken te lezen. Ik wil mijn denkwereld op die manier terug wat verbreden met informatieve boeken en me gezonder ontspannen met fictieverhalen. En hoewel ik heel tevreden ben met dit voornemen en me gemotiveerd voel, lijk ik in gedachten toch al een clausule in te bouwen voor wanneer het misloopt. De veertigdagentijd, die ongeveer acht weken na nieuwjaar begint, is het ideale moment om mezelf een tweede kans te geven als het de eerste keer niet goed gelukt zou zijn.

En terwijl ik zo mijn geniale plan smeed waarbij ik eindeloos veel kansen krijg om me te herpakken (het begin van de zomer, mijn verjaardag en de advent zijn de volgende momenten), wringt er toch ook iets. De veertigdagentijd kan toch niet draaien rond één mislukt goed voornemen? Overal lees je over veertig dagen zonder vlees, alcohol of smartphones. Zelfs mensen die niet christelijk gemotiveerd zijn, doen mee aan de veertigdagentijd met hun eigen goede voornemens. Deze periode in de aanloop naar Pasen zou een appel moeten zijn tot een ommekeer, geen flauw excuus om af te vallen of minder tv te kijken.

Sandra Cools: ‘De veertigdagentijd is geen oproep voor straffe verhalen of grote gebaren’

IN WELK TEAM SPEEL IK?

En zo wordt de veertigdagentijd in mijn hoofd stilaan veertig dagen van confrontatie tussen twee teams. In het eerste team spelen al die mensen mee die straffe verhalen te vertellen hebben. Het zijn de mensen die radicaal veganistisch worden: ze gebruiken geen dierlijke producten en willen zo hun ecologische voetafdruk verkleinen. Het zijn de moslims die elk jaar meedoen aan de ramadan en tonen dat je een hele dag zonder eten en drinken kunt. Het zijn christenen die elke dag de eucharistie vieren en misschien zelfs ook het morgen- en avondgebed bidden. Wat zou ik graag deel uitmaken van dat team en ook het gevoel hebben dat ik ergens helemaal voor ga, mezelf opoffer voor een groter doel en loskom van al het wereldse.

Wie in het tweede team speelt, kan ik niet zien. Maar dat lijkt ook net de bedoeling te zijn. Ik zie enkel een spandoek met daarop de tekst: ‘Je Vader, die in het verborgene ziet, zal het je lonen!’ De tekst komt uit Matteüs, hoofdstuk 6, en gaat over barmhartigheid, over bidden en over vasten. Het is een richtlijn voor een periode zoals de veertigdagentijd. Het roept op om géén straffe verhalen te verkondigen en géén grote gebaren te maken, maar net in jezelf te keren. De veertigdagentijd is iets dat gebeurt in je binnenste, daar waar alleen jij jezelf kunt zien. Jij en God. Of beter gezegd: God en ik. Ook van dit team ben ik fan, omdat het de soberheid en bescheidenheid doortrekt die centraal staat in de periode voor Pasen.

Ik krijg veertig kansen om bewust om te gaan met het eten dat ik eet, de mensen die ik help en mijn relatie met God. Dat is iets dat ik elke dag opnieuw kan doen. Aan het einde zal ik terugblikken en hopelijk kunnen vaststellen dat iets in mij veranderd is.

EEN VERLAMMENDE KEUZE

Ik betrap mezelf er soms op dat ik die soberheid gebruik als een excuus om geen grote aanpassingen te doen in mijn levensstijl tijdens de aanloop naar Pasen. ‘Het gaat niet om minder snoepen, het is belangrijker dat ik soberder ga dénken.’ Mensen kunnen me niet beoordelen op datgene dat ze niet zien. Ik hou zo niet alleen de mensen rond me voor de gek, maar ook mezelf uiteraard. Het is nog altijd de bedoeling dat er iets te zien valt in het verborgene …

De keuze werkt verlammend, en voor ik het goed en wel besef, is het Pasen en heb ik noch een straf verhaal te vertellen, noch een innerlijke ommekeer doorgemaakt. Is de veertigdagentijd dan voor niets geweest? Het antwoord zit voor mij in een citaat van de Engelse schrijver G.K. Chesterton: ‘Als iets het waard is om gedaan te worden, is het de moeite waard het slecht te doen.’

WAAR HET OM GAAT

Dit inzicht is allerminst een aansporing om de dingen slecht te doen, maar het biedt een alternatief voor perfectionisme. Vasten, bidden en barmhartigheid, daar gaat het om in de veertigdagentijd. Als ik deze dingen echt waardevol vind en ik besef dat het me waarschijnlijk niet zal lukken zoals ik wil, dan is niets doen het ergste wat ik kan doen. Iets slecht of maar half doen, is nog altijd beter dan niets doen.

Misschien moet ik de veertigdagentijd minder zien als een periode, maar meer als veertig aparte dagen. Ik krijg veertig kansen om bewust om te gaan met het eten dat ik eet, de mensen die ik help en mijn relatie met God. Dat is iets dat ik elke dag opnieuw kan doen. Aan het einde zal ik terugblikken en hopelijk kunnen vaststellen dat iets in mij veranderd is.

Sandra Cools

Dit artikel verscheen in het maartnummer van ons tijdschrift Maria, middelares en koningin. Smaakt het naar meer? Vraag een gratis proefabonnement aan!

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.