Vijf tips voor abdijgangers


Enkele dagen tot rust komen in een klooster of abdij: klinkt heerlijk! Maar is het wel iets voor mij, vraag je je misschien af. Wees gerust, gastvrijheid zit kloosterlingen in de genen. Al zijn er een paar dingen die je hoort te weten als je met je koffer gaat
aankloppen aan de kloosterpoort. In dit artikel geven we je enkele tips.

Kloosters vind je vaak in een mooie omgeving, zoals de witherenabdij in het Normandische Juaye-Mondaye.

1. EEN KLOOSTER IS GEEN HOTEL

Wie op een zonnige dag naar Postel afzakt, op de Belgisch-Nederlandse grens, weet dat het er bijzonder druk kan zijn. Het plaatsje ligt wat verscholen in de bossen en je rijdt er zó aan voorbij. Toch vinden hele horden dagjestoeristen hun weg naar de talrijke frietkramen, tearooms en restaurants in de onmiddellijke omgeving van de norbertijnenabdij. Sportievelingen spreken af bij de kloosterpoort voor een fietstocht of een fikse wandeling. Postel is niet uniek. Kloosters en abdijen, hoe afgelegen ook, zijn heel vaak toeristische trekpleisters. Enkele dagen logeren in zo’n mooie omgeving wordt dan erg verleidelijk. Het gastenverblijf van een klooster of abdij is echter geen hotel. Dat merk je meteen aan de kamers. Die zijn meestal heel sober: een bed, een wastafel, een kleerkast, een tafel en een stoel. Douches en toiletten zijn niet zelden op de gang. Ben je het gewend op je wenken te worden bediend, dan is een verblijf in een klooster geen goed idee. Van gasten wordt immers verwacht dat ze een handje toesteken bij de afwas en bij het tafeldekken.

2. OP HET RITME VAN DE KLOOSTERLINGEN

Om het met gevleugelde woorden te zeggen: als je in Rome bent, doe dan zoals de Romeinen. De regelmaat van het kloosterleven werkt door in het gastenkwartier. Zo wordt er op vaste tijdstippen gegeten. Broeders en zusters stellen het op prijs
wanneer je minstens enkele (of zelfs alle) gebedsdiensten bijwoont. Al zullen de trappisten in Westmalle vast een oogje dichtknijpen als je om vier uur ’s ochtends niet opdaagt voor de nachtwake. Dat je respect opbrengt voor de levenswijze van de kloosterlingen, spreekt vanzelf. Zeker wanneer je te gast bent in een contemplatieve gemeenschap is discretie geboden. Sommige monniken of monialen (dat zijn vrouwelijke monniken) willen gerust een praatje slaan, maar dring niet aan. Dat geldt trouwens ook voor andere gasten.

3. WEES NIET BANG VAN DE STILTE

Zo lawaaierig het buiten de kloostermuren kan zijn, zo stil is het in het gastenkwartier. Om de rust te bewaren – de kamers, vaak in oudere gebouwen, zijn nogal gehorig – zet je je gsm het best uit. Telefoneren doe je buiten of in een daartoe ingerichte cel. Ook de gangen zijn niet bedoeld om er gesprekken te voeren, hoogstens op fluistertoon.
Enkele dagen in stilte: het lijkt voor de meeste mensen een weldadig vooruitzicht. Toch kan een kloosterverblijf behoorlijk confronterend zijn. Denk eraan dat in sommige huizen ook de maaltijden in stilzwijgen verlopen, al dan niet met klassieke muziek op de achtergrond. Bijvoorbeeld in Orval wordt er zelfs in de gastentuin op gedempte toon gesproken. Verstikkend is het allemaal ook weer niet. Waarom zou je als gast in Averbode of Maredsous eens niet de bossen in trekken? In de meeste kloosterverblijven kun je tussendoor terecht in een recreatiezaaltje voor een kop koffie en een babbel. Ik logeerde ooit in een klooster waar de gastenpater ons ’s avonds op een heerlijke trappist trakteerde …

4. DE HAMVRAAG: IS HET IETS VOOR MIJ?

Bij je eerste bezoek zal de gastenbroeder of -zuster je met plezier wegwijs maken in de doolhof van gangen en deuren. Maar eigenlijk moet je ‘je plan leren trekken’. Dat merk je soms zelfs nog vóór je op je bestemming bent: abdijbezoekers durven weleens op een dood spoor te belanden … In een hotel kun je misschien de klok rond bij de receptie
terecht, maar zeker in kleine kloosters is het goed mogelijk dat de gastenpater ook ziekenbezoeker is in de parochie, zelf boodschappen doet of chauffeur speelt voor bejaarde medebroeders. Een brochuurtje met praktische afspraken, dat je op je kamer vindt, kan helpen. Als je een tijdje wilt logeren in een klooster, stel je jezelf het best vooraf de vraag of het iets voor jou is. Ik schreef al dat zo’n plek geen hotel is. Het gebeurt ook dat mensen de drukte willen ontvluchten of alles op een rijtje willen zetten. Ze bellen dan bij een abdij aan. Als je slecht in je vel zit, is een verblijf in relatieve afzondering niet altijd de juiste oplossing. Een gesprek aanvragen met een zuster of pater is mogelijk, maar kloosterlingen zijn in de regel niet opgeleid om mensen met psychische problemen te begeleiden.

Oud en nieuw in Orval: de kloosterruïne en de gevel van de 20e-eeuwse kerk

5. ZET JE OREN EN OGEN OPEN

Hoe gastvrij monniken, paters, broeders en zusters ook zijn, sommige deuren blijven altijd gesloten voor bezoekers. In elk klooster zul je geregeld bordjes met ‘slot’ of ‘clausuur’ tegenkomen. Daarachter gaan de woon- en werkvertrekken van de bewoners schuil. Dat je daar niet in mag, is een kwestie van privacy. Voor het overige komt het erop aan om je ogen en oren de kost te geven. Elk klooster heeft zijn eigen charme. In Tongerlo is het de eeuwenoude lindedreef die je, als een rode loper, naar de kloosterpoort voert. In Averbode vormt de weelderige abdijkerk het decor voor de gregoriaanse vespers, terwijl de monniken van Chevetogne hun gasten onderdompelen in de Byzantijnse liturgie (en véél wierook). Van barokke pracht tot indrukwekkende soberheid: het geworstel van godzoekers in de Lage Landen heeft al met al schoonheid voortgebracht die niemand onberoerd kan laten.

Glenn Geeraerts

Meer lezen? Dit artikel komt uit ons tijdschrift Maria, middelares en koningin. Een jaarabonnement kost slechts 30 €. Of probeer het tijdschrift eerst met een gratis proefabonnement. Meer info vind je hier.

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.