Bidden voor je vijanden?!

We hebben de gewoonte te bidden voor onze naasten: vrienden, familie, mensen die we graag hebben. Wat met de anderen? Wat met onze vijanden? Zijn we bereid om ook voor hen ten beste te spreken bij de Heer?

Wanneer ik een voetbedevaart onderneem, weten vrienden en kennissen dat ze een berichtje mogen verwachten. Ze vertrouwen me hun gebedsintenties toe en ik beloof onderweg voor hen te zullen bidden. Herkenbaar? We hebben de gewoonte om te bidden voor mensen die we graag zien of voor wie we op zijn minst sympathie voelen.

Wat als we nu eens zouden bidden voor mensen die we het liefst vermijden?

Wat als we nu eens zouden bidden voor wie we helemaal niet aangenaam of sympathiek vinden? Voor mensen die we het liefst vermijden? Een vervelende buurman met wie je al jarenlang overhoopligt om God weet welke reden? Je jongste zus die na een erfeniskwestie alle bruggen heeft opgeblazen? Iemand bij wie je in vertrouwen je hart hebt gelucht en die jouw verhaal in het hele dorp is gaan rondbazuinen?

Een ongemakkelijke oefening

Bidden voor je vijanden? Makkelijker gezegd dan gedaan. Ooit kreeg ik de vraag om vijf namen te noteren van mensen voor wie ik elke dag zou bidden. Een fluitje van een cent. De volgende vraag: schrijf de namen op van vijf personen voor wie je nooit zou bidden. Alleen al het opschrijven riep weerstand op. Ik kreeg de letters met moeite op papier. En dan kwam nog een opdracht: probeer nu te bidden voor elk van de mensen op het tweede lijstje …

Bij die ongemakkelijke oefening moest ik denken aan de woorden van Louis-Marie Grignion de Montfort. ‘Je vrienden liefhebben is gemakkelijk’, schrijft hij in een van zijn kantieken. ‘Maar al je vijanden beminnen, dat is pas echt heroïsch. Als je dat niet doet, ga je voorgoed verloren.’ En hij voegt eraan toe: ‘Een vijand die jou schade wil berokkenen, moet je beminnen uit de grond van je hart.’

De heilige Louis-Marie haalde de mosterd in het Evangelie. In de Bergrede roept Jezus de leerlingen op om hun vijanden lief te hebben en om te bidden voor hun vervolgers: ‘Alleen dan zijn jullie werkelijk kinderen van je Vader in de hemel. Hij laat zijn zon immers opgaan over goede en slechte mensen en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen’ (Mt 5, 44-45).

De weg naar volmaatkheid

God zou het zichzelf makkelijk kunnen maken. Hij zou zich uitsluitend het lot van de voortreffelijken van deze wereld kunnen aantrekken, en de zondaars – de ‘slechte mensen’ en de ‘onrechtvaardigen’ uit het Marcusevangelie – links laten liggen. Maar dat doet Hij niet. God is vergevingsgezind, laat de liefde zegevieren en verwacht van ons dat we Hem navolgen. In de woorden van Jezus: ‘Wees dus volmaakt, zoals jullie hemelse Vader volmaakt is’ (5, 48).

Jezus besefte ook wel dat wij, mensen, nog een lange weg af te leggen hebben op dat vlak. Dat was in zijn tijd zo en vandaag is het niet anders. Wanneer we roddels rondstrooien om iemand in een slecht daglicht te plaatsen (ik beken!), getuigt dat niet bepaald van volmaaktheid. Drie keer verklaren aan je ondervragers dat je Jezus niet kent, omdat je vooral je eigen hachje wil redden? Weinig volmaakt …

Wie het kwaad vergeeft, wordt meer mens en stijgt boven zichzelf uit.

Louis-Marie Grignion de Montfort

Hoe anders reageerde Hij, zelfs nadat ze Hem ter dood hadden veroordeeld en aan een kruis hadden genageld! Ik zou ze ongetwijfeld de huid volschelden, de beulen zowel als de op sensatie beluste omstanders. Niets daarvan bij Jezus. De eerste van de zogenaamde ‘kruiswoorden’ – Jezus’ uitspraken aan het kruis, zoals drie evangelisten ze hebben opgetekend –zijn verbluffend: ‘Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen’ (Lc 23, 34). Hij schreeuwt niet om wraak, maar vergeeft de mannen die Hem naar het leven staan.

Geen haat, maar gebed

Je zou het ook anders kunnen formuleren. Denk even terug aan die vervelende buurman. Burenruzies komen vaak voor en hebben de meest uiteenlopende oorzaken: overhangende takken, te luide muziek, een loslopende hond … Wat begint als een kleine ergernis, neemt almaar grotere proporties aan. Je gaat je buurman haten. En in het slechtst denkbare scenario komt het geval voor de vrederechter, die verbaasd moet aanhoren dat jullie nog nooit met elkaar hebben gesproken …

Misschien had een goed gesprek veel kunnen oplossen. Maar evengoed is je buurman niet voor rede vatbaar. Het is zelfs goed mogelijk dat hij van slechte wil is. Ook dan – zéker dan – doe je er goed aan om voor hem te bidden. Al was het maar om het goede in hem naar boven te halen. ‘Wie het kwaad vergeeft,’ schrijft de heilige Louis-Marie, ‘wordt meer mens en stijgt boven zichzelf uit.’ Het omgekeerde, de haat jegens je buur koesteren, brengt alleen maar méér kwaad teweeg. En dan brengt ons geen stap dichter bij de volmaaktheid die Jezus van ons verwacht.

Glenn Geeraerts

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.